afb. Kris Roderburg, 2008

286. Anoniem, eerste helft 17e eeuw

steensoort: maaskalksteen
maten: 162 x 261 cm
locatie: transept

Hoewel de oppervlaktedetails van de zerk zijn afgesleten en de oorspronkelijke inscriptie – de nu nog aanwezige inscriptie met de naam Van Lier lijkt een latere toevoeging – volledig is vervaagd, is de voorstelling nog op een redelijke manier te onderscheiden. Details kunnen worden gereconstureerd uit een oude aftekening.
De architectonische opbouw van de figuurzerk is drieledig. Onderaan zien we twee vazen met daartussen een rechthoekige tekstplaat omgeven door een meanderende band uitgaande van een maskeron middenboven. Het middengedeelte vertoont aan de zijkanten onder een leiendak twee hermen met hoofden en voeten en daartussen ovale en cirkelvormige versieringen die aan banden zijn opgehangen. Hiertussen zijn twee figuren weergegeven, liggend op een rieten doodsmat die onder de hoofden is opgerold. Met uitzondering van hun gezichten en hun handen die op hun buik zijn gevouwen, is de rest van hun lichamen bedekt door opvallend ruime gewaden van een onderkleed en een mantel die bovendien over hun achterhoofd is getrokken. Boven hun hoofden bevinden zich twee tekstplaatjes met gekartelde zijkanten aan weerszijde van een sluitsteen met een rozet. Het bovengedeelte bestaat uit een gebroken fronton in het midden eindigend in rozetten met daartussen in zogenaamd bandwerk een ovaal wapenschild. Links en rechts zien we nog twee sfinxen met hun voorpoot op een bol. In de zwikken ten slotte bevinden zich twee mannenkoppen met baard en lange spitse oren.
In de zeventiende eeuw komen veel minder vaak figuurzerken voor dan in de daaraan voorafgaande eeuwen. Het vergankelijkheidssymbool van de rieten mat is eveneens een oud – franciscaans – motief, maar komt in de zeventiende eeuw nog veelvuldig voor op de grote grafmonumenten van Nederlandse (zee)helden. Het is vooral de architectonische versiering van vazen, hermen met aan banden gehangen ornamenten en een gebroken fronton met sfinxen die wijst op een datering in de eerste helft van de zeventiende eeuw.
De tekst boven de figuren is afkomstig van 1 Johannes 2:17.
De inscriptie met de naam Jacob van Lier komt in dezelfde bewoordingen voor op nog drie andere grafzerken in de Sint-Jan, te weten de nummers 397, 407 en 416, en lijkt in alle gevallen op een later tijdstip te zijn aangebracht.
De grafzerken van de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch III (2010) 41
Smits (78)
DIE WERELT VERGAET
MAT ALLE BEGERLICHHEIT
MAER WIE DEN WIL GOEDTS
DOET, BLIJFT IN DER EEWIGHIJT.
BEGRAFFENISSE VAN DE ERF
GENAEMEN VAN IACOB VAN LIER



Afmeting van den grafsteen: 2,62 bij 1,63 Meter.
Dit grafteeken is in stijl der Louis XIII-renaissance van de eerste helft der zeventiende eeuw uitgevoerd.
De afbeelding in het lijkkleed en op de rustmat is voor dit tijdperk zeldzaam, daar deze houding en voorstelling nog geheel in den geest van het einde der middeleeuwen zijn opgevat.
C.F.X. Smits, De grafzerken in de kathedrale Sint Janskerk van 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch 1912) 86
Artikelen
2010

Jan van Oudheusden en Harry Tummers (red.)

286. Anoniem, eerste helft 17de eeuw
De grafzerken van de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : III Transept (2010) 41
 
Literatuur en bronnenpublicaties

C.F.X. Smits, De grafzerken in de kathedrale Sint Janskerk van 's-Hertogenbosch (1912) 86

n: vermelding in een voetnoot